Je bent aan zet en in een oogopslag
zie je hoe de partij kantelt als je …

Het is en blijft toch een van de mooiste zinnetjes uit de schaakliteratuur: wit speelt en wint.

Dit is wat je noemt de Tercio de Muerte, zoals dat bij een stierengevecht heet, de laatste fase van het gevecht. Maar wie is de stier? Zwart is aan zet.

Zwart zit ruim in z’n tijd, maar die van jou zit er al bijna op. Een kleine misgreep is niet meer recht te zetten, terwijl zwart op z’n gemak op zoek kan naar de juiste zet. Wat doe je? En hoe loopt dat af?

Wit heeft er zin in en zwart moet wel. Wie heeft gezegd dat het leven eerlijk is?

De grootste roof sinds de great train robbery, het moet een echte schot zijn geweest die dit uitriep over wat hij op bord allemaal zag gebeuren. De partij nadert z’n hoogtepunt, wit wint een pion en dreigt mat in één, zwart maakt er gebruik van, geeft schaakjes en wint geforceerd. Hoe had het, denk je, snèl gedaan moeten zijn ? Als je toevallig een keer in de buurt bent en je vertelt het ons, zetten wij daar met plezier een aardigheidje tegenover.

Onaangenaam. Dat is het voor zwart. Een hele pion voor. Plus een kwaliteit. Maar een koning die zich verschuilt achter een vergiet. Of is het een gatenkaas?

De stelling die je hierboven ziet, kan geen enkele misstap meer verdragen. Met de komende zet is het aan wit om langs de rand van het ravijn te gaan. Dit is het moment om geen hoogtevrees te hebben.

De stelling die je hierboven ziet, ontstond nadat zwart – in overigens winnende positie – Th3 speelde. Het vervolg spreekt voor zich.

Deze stelling kwam niet bij onze interne competitie op het bord, maar bij het kandidatentoernooi van 1959. Wit is aan zet. En de vraag aan jou is: wie wint, hoe?

Het is 1999. Wit is aan zet. Met als direct gevolg dat een van beiden wint. Wie en waarom?

En dan. Je hebt zwart en je hebt een redelijke stand bereikt, alles staat gedekt. Je hoeft niet te vrezen voor Pxg6, want je hebt Tc8, dame moet wijken en na Txc1, Dxc1 pak je ’t paard.
Speelt wit toch 1.Pxg6. Er volgt 1.. Tc8 2.Dxc8! Pxc8 3.Txc8 Kh7 (Kg7: paardvork) 4.Th8+! Kxg6 5.Txh6!. Zwart kan opgeven. Na 5.. Kg5 komt 6.h4+ Kg4 en je loopt ’t mat in, na 6.. Kxh6 komt ’n paardvork en een eindspel met twee pionnen minder. Kan het nóg erger? Ja. Hierna drink je teveel, rommel je jezelf naar buiten en blijkt je fiets gejat. Op een winteravond.